World of DIK - Halloween Contest!

Door Maikel Verkoelen

Het Monster van Farkenschwein

Het Monster van Farkenschwein.

Het is Halloween, het feest waarbij de straten versierd zijn met spoken en heksen, het feest waar de kinderen ’s avonds de huizen bij langsgaan voor suiker- en snoepgoed. Midden in de stad staat één van die huizen: het huis van de plaatselijke groenteboer, Heinrich Farkenschwein.
Meneer Farkenschwein staat bekend als een vriendelijke, behulpzame man. Vanuit de groentezaak voor zijn huis verkoopt hij al jaren zijn groenten en fruit. Hij heeft door de jaren heen al verschillende prijzen gewonnen voor de uitmuntende kwaliteit van zijn producten. Achter het huis ligt de moestuin van Meneer Farkenschwein. In de moestuin staat een stal, waaruit een hels kabaal komt en een zure stank vanaf komt. In deze stal houdt de groenteboer zijn varkens, maar achter de varkens gaat nog iets schuil… Achterin de stal, verstopt achter een omheining van dikke, stalen platen, ligt het. Het is bleek en uitgemergeld. Het heeft lange, dunne armen en zijn benen zijn eerder poten, poten van een varken. Zijn hoofd bestaat uit een halve varkenskop en een brede onderkaak, gevuld met rotte, geel-groene tanden; het is bijna te groot voor zijn tengere lichaam. Met zijn rode, bloeddoorlopen ogen tuurt het tussen de kieren van de stalen platen door. Hij wacht tot zijn meester hem vrij laat, zodat hij de straten op kan, op zoek naar vers vlees. Het enige voedsel waar het schepsel verder van leeft is zijn eigen poot, waar hij zo nu en dan aan kluift. Om acht uur is het zover; voorin de stal klinkt het geluid van voetstappen in de modder. De stalen platen worden aan de kant geschoven. Meneer Farkenschwein stapt naar binnen. Hij aait het schepsel over zijn hoofd en reikt met zijn hand naar het kettingslot waarmee het vastzit. Voordat hij hem vrijlaat, fluistert hij nog een paar laatste woorden: ‘Eet smakelijk’. Het schepsel klimt moeizaam overeind en strompelt al kreunend tussen de stalen platen door naar buiten, de nacht in.

In de stad heerst een vrolijke sfeer. De straten zijn verlicht met de lampions van de kinderen die de huizen bij langsgaan. Er worden liedjes gezongen en er wordt veel snoep opgehaald, maar tussen alle versierde en verlichte huizen schuilen donkere steegjes. Achterin één van de steegjes staat hij, het schepsel. Als een zombie staart hij van achterin het steegje naar de verlichte straat. Zo nu en dan komt er een groep met kinderen voorbij. Het schepsel wacht en wacht, totdat er zich een kans voordoet. Een meisje staat stil, vlak voor de opening van de steeg. Ze roept nog: ‘Lopen jullie maar door, ik moet even mijn sjaal omdoen’, maar voordat ze haar sjaal helemaal omgewikkeld heeft, is het al te laat. Het schepsel grijpt het meisje bij haar keel en sleurt haar mee de steeg in. Hij klemt zijn tanden om haar hoofd en rukt het er in één keer af. Met schedel en al vermaalt hij het kinderhoofdje alsof het kauwgom is. Vervolgens eet hij de rest van het meisje op. Haar vlees smaakt zoet want ze is gevuld met snoep- en suikergoed. Als het schepsel klaar is strompelt hij verder, op zoek naar het volgende kind. Dit houdt hij vol tot diep in de nacht, tot zijn buik rond en gevuld is. Dan gaat hij terug naar de stal van de groenteboer, waar hij een jaar lang slaapt, tot het weer Halloween is…

De volgende ochtend stapt Heinrich Farkenschwein zijn moestuin in en loopt door naar de stal. Hij opent de stalen platen en kijkt het slapende schepsel tevreden aan. Met een schep gooit hij de eerste mest van het schepsel, waar af en toe nog een klein vingertje of oortje in te vinden is, in een kruiwagen. Hij loopt met de kruiwagen naar buiten en trekt zijn tuinhandschoenen aan. Handje voor handje strooit hij de mest over zijn moestuin. Het is zijn geheim voor de perfecte groenten en fruit: gezond en vol met vitaminen!